dinsdag 3 juni 2008

Homies, nee. Dat waren we zeker niet.

Nu genieten we, alledrie gefascineerd, van het onweer en Grieg. En die laatste komt ons - hoewel onbekend - zeer zeker bekend voor. Aryeh en Job drentelen door de kooi en laten af en toe zeer enthousiast hun goedkeuring horen. Komkommer. Dat is alles. Daarvoor krijg je een heel piepconcert en tevreden geknor. Het zijn echt net biggetjes.

Hoe dan ook, wat zij niet weten is dat ze na of naast mijn boeken de tweede zekerheid van verhuizen zijn. Wij gaan naar een vet appartement in een voorlopig (?) oranje buurt en zoals de selectie voor VB een verschrikking was is inpakken dat voor mij.

Ik bedoel: ik kan niets weggooien. Dit is zowel gunstig als ongunstig. Ik weet dat ik alle belangrijke post nog heb; van polis tot loonstrook, het moet ergens zijn. Ik weet ook dat ik nog zaken heb als een stemoproep uit 2002, verjaardagskaarten van de afgelopen acht jaar, kranten van Fortuyn, elf september en Saddam, papers, readers, spul van stage, commissies… Het is een pijp kaneel.

Maar we staan sterk. Job lounget half buiten het huis, alsof zijn inmiddels groen fluorescerende oog er niet toe doet. Dit stelt mij gerust, aangezien ze normaliter al flippen van de Huisgenote die te hard op enter drukt (en vervolgens haar middelvinger opsteekt).

Onweer, een lamp, onsamenhangend gepraat of gepiep, een ontstoken oog: het doet ons niets.

Ik geloof dat we elkaar tolereren… en eindelijk dondert het!