Gisterenavond bevond ik mij op het punt waarop alles samenkwam, van begin tot eind. Zo’n punt maak je niet vaak mee, aangezien niet alleen alle stukjes op dat ene moment in elkaar moeten vallen, maar je dat ook nog moet zien gebeuren. Ik was zo onder de indruk dat ik een kleine halve minuut van mijn geloof viel. Precies genoeg om de Huisgenote te vertellen dat toeval misschien wel niet bestond en daar meteen weer op terug te komen.
Mijn scriptie. Ik schrijf over de rol van Noord-Amerikaanse joodse organisaties in de migratie van de Ethiopische joden naar Israël. In Jip en Janneke: zonder de Amerikanen zaten de joden nog in Ethiopië. Zo ongeveer.
Mijn scriptieverhaal begint anderhalf jaar geleden in Israël, toen ik mij op een goed moment bewoog tussen duizenden Ethiopische joden die in Jeruzalem hun belangrijkste religieuze feest (Sigd) vierden. Eerlijk gezegd was ik niet van hun bestaan op de hoogte. Mede daarom keek ik dan ook mijn ogen uit, al viel er sowieso veel te zien. Mooie mensen, Ethiopiërs, mooie kleren ook, heel kleurrijk. En overal om mij heen zag ik vrouwen met getatoeëerde kruisen in hun gezicht, nek en op hun handen. Dat hadden ze om hun joods zijn te verbergen, werd mij verteld, want in Ethiopie kon je maar wat beter een christen zijn. Dus wilden ze allemaal naar Jeruzalem en liepen naar Sudan, om van daaruit naar Israël gebracht te worden. Een dramatisch verhaal van de eigen exodus die aan duizenden het leven kostte.
Een van de vrienden bij wie ik logeerde werkte voor een Israëlische NGO die zich inzette voor de Ethiopische gemeenschap, door Ethiopische jongeren een computeropleiding te bieden. Ik sprak met de oprichter en was onder de indruk. Het gaat namelijk niet zo goed met de Ethiopiërs in Israël. Ik had mijn scriptieonderwerp gevonden en maakte van de anderhalve week die mij nog restte goed gebruik om tot rust te komen.
Nu, anderhalf jaar later zit ik tot aan mijn kruintjes in Ethiopisch-joodse materie. Gisteren bedacht ik mij voor de zoveelste keer dat het zo leuk zo zijn om te weten hoe het nu met die organisatie gaat. Ik googlede wat ik wist, namelijk NGO, Israël, Ethiopian Jews, computer en Asher, de naam van de oprichter. En zowaar: bingo. Asher Elias blijkt een best grote man te zijn, heeft verschillende onderscheidingen gekregen en veel geld bij Amerikaansjoodse organisaties weg weten te peuteren. Zo bleek onder andere uit een t.v.interview dat ik online kon bekijken.
Dit vond ik al mooi. Ik ‘ken’ één Ethiopische jood en dat blijkt dan ook nog een grote te zijn. Het werd nog mooier. Natuurlijk wilde ik meer en LexisNexis bood uitkomst. Asher wordt met enige regelmaat geciteerd in artikelen over Ethiopische joden in Israël. En, nou ja, één van de stukken luidde als volgt:
"The ones who constantly fought for us are the representatives of American Jewry," Elias said. "They are the ones who fight for the allocation of funds for Ethiopian absorption, and most of the money comes from there. In essence, the Ethiopian immigration, itself, was born of pressure from Jewish organizations in the U.S., after the Israeli government had for years refused. With sorrow, I would say that American Jewry has absorbed us, but Israeli society hasn't yet."
Anderhalf jaar na dato kom ik erachter dat de man waarmee mijn scriptie begonnen is, de conclusie van mijn scriptie al jaren geleden verklapte in de Jerusalem Post. Het begin en het einde van mijn verhaal bevonden zich anderhalf jaar geleden op dezelfde plek. En gisterenavond weer.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten